Een passage uit het boek

 

 

 

In stilte zat Anna een tijdje en probeerde te genieten van het lekkers. Bijzonder hoe de geneugten uit een vorig leven (zo noemde ze haar leven met Paul) nu zo anders werden beleefd. Goh, al die keren, hé liefie, al die keren dat wij in hotels zijn geweest, was zo’n ontbijtbuffet een feest. Echt een feest. Het verveelde nooit. En nu zit ik hier een beetje mechanisch te kauwen aan een tafel met alleen maar lege stoelen. Och, het smaakt best goed, hoor. Maar ik kan dit moment niet echt een feest noemen. Ik mis je hier. Ik mis je overal.

Anna werkte nog wat yoghurt naar binnen en keek in het rond. De weinige gasten  hadden geen oog voor haar, althans niet op dit ogenblik. Dat komt mooi uit. Daar gaat-ie dan. Met een geoefende beweging vouwde ze servetjes om broodjes, om die samen met de hardgekookte eieren in de geopende tas op haar schoot te schuiven. Ze stond op en passeerde het buffet, pakte in het voorbijgaan nog een croissantje, nam een flinke hap en wandelde met volle mond de eetzaal uit, naar haar kamer.

Voordat je de Brennerpas over mag, moet er tol worden betaald. Anna stond in een van de acht rijen voor de tolpoortjes. Het was niet druk, ze had slechts drie auto’s voor zich. ‘Dat zal hier in de zomer wel anders zijn’, zei ze hardop, terugdenkend aan taferelen op de Route du Soleil in Frankrijk op veertien juli. Aan het begin van hun relatie waren zij en Paul een paar keer op vakantie geweest naar Frankrijk. De grote files en opstoppingen op drukke data hadden ze altijd vermeden. Dat was voordat hun vakantievoorliefde zich had verplaatst naar Sardinië. De plaatjes van ellenlange rijen auto’s in de buurt van de tolpoortjes, soms wel twaalf rijen naast elkaar, kende ze alleen uit de media. Na het passeren van de tolpoortjes moesten de twaalf rijen zich terug persen in drie en soms zelfs twee rijstroken. Dat was niet zonder de nodige aanrijdingen en ‘merdes’ gegaan, naturellement.

 

82